In de reeks Stichtende Dingen van Vroeger… En hoe het was! (En van waar we komen!) Over lezen in het gezegende jaar 1950… Good Old André wist wel hoe het moest... Dat waren nog ’s tijden...
Uit het artikel De wereld van het boek van gelegenheidslesgever André Demedts in het schooltijdschrift Groeninghe blijkt dat lezen niet evident is bij de studentes. “Wij kunnen ons de vraag stellen: Is het geen verloren tijd literatuur te lezen?” stelt Demedts, “of vertroebelt het lezen van boeken de werkelijkheidszin – het leven is geen sprookje – of moeten studenten naar een ruimere ontwikkeling streven?” Zijn antwoord is ondubbelzinnig: “Het is niet nodig alles te lezen wat waarde heeft.” Onder de werken die de studentes beter ongelezen laten bevinden zich boeken die het zedelijk leven kunnen schaden en de literatuur die “herhaalt wat bij andere schrijvers staat.” Aantekeningen maken in een boek is uit den boze, ook al betreft het eigen bezit. De nota’s kunnen de aandacht van anderen afleiden of in een bepaalde richting voeren. “Om kort te gaan kunnen we stellen dat er weinig, maar goed gelezen wordt.”[2] Wat de meisjes lezen wordt in de gaten gehouden. Romans zijn gevaarlijk. Het eerste schoolreglement bepaalt dat de studentes boeken en tijdschriften kunnen meebrengen en doorgeven als een bestuurslid de schriftelijke toestemming geeft. Dit is geen luchtledige bepaling. Enkele jaren later voegt men aan dit artikel een zin toe: “Bij het overtreden van dit voorschrift wordt een strenge sanctie voorzien.” Verder wordt de correspondentie van de studentes bekeken. De bestuurster heeft het recht de briefwisseling na te zien. De thesisbibliografieën tonen dat de inspanning groot is om een klein aantal boeken te bemachtigen.[3]
Vindplaats: een Wikipedia-artikel over het Instituut voor Psychosociale Opleiding, de voormalige Vlaamse sociale hogeschool Ipsoc.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten