Bloomsday vandaag. Laatst had ik het voorrecht om eindelijk ’s aan te komen in Trieste (Triëst),de stad waar James Joyce, onze grote Ierse vriend, in het begin van de vorige eeuw tien jaar les gaf. In het Svevo-Joyce-museum was een rondleiding bezig. Je kon er ongezien naar binnen en net zo ongezien weer naar buiten lopen. Wat we dan ook deden. Een beetje tegenvaller toch dit museum. Klein en gemoedelijk maar van een gewijde en ‘sacrale’ plaats als deze mag men net iets meer verwachten. Al maakt de stad zelf alles goed. De Piazza dell’ Unita d’Italia beneemt je – blikkerend en blakend - even de adem. Diep in de voormiddag hoor je op de nabijgelegen Piazza Giuseppe Verdi niets dan wereldse dingen. “Senza una donna”… "Via con me"… In het postkantoor trekken mensen volgnummertjes en wachten geduldig op hun beurt. Een jonge kelner, net terug uit de U.K., vanwege de liefde - si signor - brengt je tarwekiemen bij het bier. Overal op de tafeltjes Spritz. Hoogzomer in juni. De schimmen van Joyce en Svevo schuiven aan maar resideren zoals wel vaker vooral in het eigen hoofd. Straks klimmen we zwetend en naar opstuivend water happend naar de top van San Giusto, om weer neer te dalen ten slotte en thuis te komen in het "eeuwige" caffé San Marco. Wat zou Joyce hier vandaag op zijn laptop noteren? Zou hij Svevo sms-sen om te vragen waar ie bleef. En Saba? Hoe helder zou de gekwelde Umberto Saba vandaag, hier en nu, nog kunnen en durven schrijven…
Trieste blijft smeulen, op het laspunt van culturen. Fijn om er net als iedereen een buitenlander te zijn en dat gevoel moeiteloos te verdragen. Meer dan een stad is Trieste een “state of mind” die groter wordt in jouw hoofd. Ook nadat je haar eindelijk ’s hebt kunnen bezoeken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten