donderdag 31 januari 2019

Nauwelijks een gerucht

(dagboekgedicht voor Gedichtendag)


Nauwelijks een gerucht was hoorbaar die dag.
Jij las, roerloos in de schaduw. Ik keek om
naar woorden die ik nooit zelf verzinnen kon.
De oorlog van Het einde van de Wereld.
Eb en Vloed. De Eenzaamheid der mannen. 


Niets klonk op. Geen woord kwam over onze lippen.
Maar we hadden het over vulkanen, slapend
in de zomer. En hoe geen hand nog rukte aan
de kettingen van Dit Bestaan. Over dit soort
dingen hadden we het. Zonder woorden.

Rest mij in het hoofd daarvan enkel nog
de foto die ik zoveel later in mijn handen hou:
Als verzwegen, even stilhoudend richting tuin.
Ik breng jou koffie, moet glimlachen plots
om zoveel duidelijkheid: Het licht is het licht.

En groen het gras waarop jouw lichaam
nooit gelijk zal zijn aan het mijne.

Niets is hoorbaar. Mateloos trillen de bladen
in hun heimwee naar het boek.


© Paul Rigolle


Uit: ‘Het tomeloze totaal van de dag
(typoscript in wording)



Dit gedicht werd met 'Gedichtendag 2019' ook geplaatst op 'De Schaal van Digther'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten