donderdag 16 april 2020

Het heimwee van de bladen naar het boek

Ik ben al een tijdje een typoscript met nieuwe gedichten aan het samenstellen en zoals dat met typoscripten gaat, vis ik daarin ook een aantal "Dingen van vroeger" en "Liedjes voor later" op.

In een cyclus die "Het heimwee van de bladen naar het boek" als titel draagt, steken ook een aantal dagboekgedichten. Onderstaand gedicht, dat vandaag ook verschenen is op 'De Schaal van Digther' is er een dat terugggrijpt naar het gezegende jaar 2000. Eentje dat ik graag opdraag aan mijn zoon Jasper Rigole die in dat jaar een ingangsfilm maakte waaraan ik een kleine bijdrage mocht leveren. De foto dateert dan weer van een film van drie jaar later.

Alles voor de film

Ik herinner me dat ik een camera kocht waarin een onontwikkelde film zat


Dagboekgedicht (vr 29/12/2000 - voor Jasper)

We spreken af. Terwijl ik met de dingen sleur
klimt hij de ladders op, timmert een hemel bij elkaar
en hangt er lampen in. Ik breng de wierook aan,
vrouwentongen, een kast uit eik en een gitaar.
Een gordijn vol bloemen hang ik voor het raam
en werp - alles voor de film! - zoveel ik dragen kan,

het nepfruit in de schaal. Een meisjeskamer
in een naamloos huis, dit is, zegt hij, wat hem
voor ogen staat. Daarin een man, daarin een vrouw.
En of het - muziek van misverstanden - tussen hen,
ooit iets worden kan, dat ziet hij later wel.
Nu is er, ingescheept en wel, gekunsteld
en geklaard, het licht dat op alles vallen moet.

Ik glimlach om de verbazing die openbloeit
op zijn gezicht en die ik herken van toen hij nog
een jongen was en wij samen keken naar de zee.
In één avond maakt het kunstlicht ons - een vader
en een zoon - als in een happy-end aan elkaar gelijk.


© Paul Rigolle


Uit de cyclus dagboekgedichten: "Het heimwee van de bladen naar het boek"





Geen opmerkingen:

Een reactie posten