#poëziecentraal #dezomervan #detroostvankunstentuinen
20.08.2019
De zomer van ... Paul Rigolle
Vandaag is het de beurt aan Paul Rigolle. Paul Rigolle debuteerde in 1980 in de Yang Poëziereeks met de bundel Mond- en Clownzeer. Daarna volgden nog vier andere bundels, waarvan de recentste Tot het bestaat (2013) is. Zijn werk werd herhaaldelijk bekroond, onder meer met de Basiel De Craeneprijs, de Poëzieprijs van Izegem en de Poëzieprijs van Harelbeke. Sinds 2003 is hij bestuurslid van de Vereniging van West-Vlaamse Schrijvers en hij is ook redacteur van het literair e-zine De Schaal van Dighter
P-C: Is de zomer een drukke periode voor jou? Lees je voor op festivals of dobber je gewoon ergens rond in een roze plastic flamingo?
PR: Ha de zomer! Die staat bij mij in het teken van wat ik graag noem “De troost van kunst en tuinen”. We bezochten in juni de Biënnale van Venetië tot we zowat bekaf waren. Waarna een rondritje kunst volgde via Como, Madonna del Ghisallo, Weil am Rhein, Riehen (Foundation Beyeler!) om te eindigen in Basel (William Kentridge!). Ook zeker nog op de agenda staan: Watou (waar dit jaar ook mijn zoon Jasper vertegenwoordigd is), het Mac’s in Grand Hornu (Fiona Tan vs Paul Otlet), Wiels, Kunstkamers de Queeste in Abele… In deze woelige, onbarmhartige tijden zorgt schoonheid, en vaak plastische schoonheid, bij mij altijd weer voor het nodige soelaas. Wat meteen garant staat voor een krachtige basis aan indrukken waar je veel lange en harde winters zoet mee bent. En de zomer, ja da’s – niks triviaals is mij vreemd - voor mij ook altijd weer het weerkerend ijkpunt van de ‘Tour de France’. De raakpunten tussen ‘de poëzie’ en ‘de koers’ houden mij al een heel leven in de ban. De sport is soms dramatischer dan menig hedendaags theaterstuk. Hardvochtig. Oneerlijk ook. Zo leef en rouw ik hier dezer dagen intens mee met de familie, vrienden en supporters van Bjorg Lambrecht, een talentvolle jongen die ik ook persoonlijk kende en die laatst totaal kansloos verongelukte op een ordinaire weg in Polen. Zonde!
P-C: Heb je in de zomer ook nog tijd om te schrijven of gaat je poëtische brein even op slot?
PR: Ja, dat poëtische brein. Ik maak graag een onderscheid tussen noteren en schrijven. Het noteren is veruit het prettigst. Dat doe je elke dag. De plotse inval… De glinstering van een woord, een stuk van een vers dat je mag optekenen, het is een geschenk. Ik doe het met intens genoegen, dat noteren. In boekjes en reepjes en flarden. Het schrijven komt altijd achteraf en da’s wel wat anders. Dat is iets waarvoor je discipline nodig hebt. Ik werk al jaren aan een nieuwe bundel met als werktitel ‘Het tomeloze totaal van de dag’. Die arbeid gaat evenwel meer en meer lijken op wat good old Oscar Wilde ons voor ogen hield, namelijk dat je de hele ochtend werkt aan het weghalen van een komma om hem ’s middags dan gewoon weer terug te plaatsen. We haasten ons langzaam en we schieten op als trage dieren op een Steenweg. Maar ik noteer, schrijf, en bewaar de hoop! Zonder onderscheid der seizoenen!
P-C: Welke dichtbundel mag er mee in de reiskoffer?
PR: Poëzie lezen in de zomer? Net als in de loop van het jaar probeer ik (als ik niet uithuizig ben) elke dag te beginnen met een willekeurig gedicht. Uit een willekeurige bundel. Oud en nieuw door elkaar… Da’s het leuke aan een poëzieverzameling. Die blijft net als een muziekverzameling altijd actueel. Dus lees ik alles door elkaar. Zowel de nieuwste Norbert de Beule (Vigor Anorexia) als het volledige poëtische oeuvre van een man als Joris Denoo, over wiens recente werk ik onlangs voor het komende nieuwe VWS-jaarboek een uitvoerige bijdrage schreef. Ook Ton van ’t Hof passeerde hier recent de revue. Net als Leen Pil, Hester Knibbe, Paul Valéry, Wallace Stevens en Herwig Hensen. Ik kan er bij mezelf geen peil op trekken en dat wil ik eigenlijk nog het liefst zo houden.
Poëzie Centraal - De zomer van Paul Rigolle
Geen opmerkingen:
Een reactie posten