donderdag 10 december 2020

Het Land van Streuvels - Dag 4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Dagen in het Streuvelshuis. Dag 4
(Donderdag 12 november 2020)


 

 

 
Wat niet geschreven is.

Lang duurt het niet of in de dagen die volgen krijgt een merkwaardige routine mij al veel vlugger te pakken dan ik dat had verwacht. De tijd laat zich soepel en fluks verdelen tussen ‘Huis en Schuur’. De Ochtendmens in mij houdt ook hier graag de Efemeriden bij. Het genoegen is geheel en al het Mijne om voor het Raam in het Oosten de dag te zien opkomen. ‘Het mirakel van de dageraad’ noemde Streuvels het toen hij in een radiopraatje van 3 juli 1951 uitlegde hoe hij aan ‘Het Lijsternest’ als naam voor zijn verblijf op zijn aardnote gekomen is.

Daarna is het tijd voor koffie en ontbijt in de Residentie. In de voormiddag ben ik met ‘wat niet geschreven is’ in de weer. (Zie residentiefoto. Zeven mappen bracht ik mee... Smiley!). Ik werk tegenwoordig zowat half-simultaan aan een aantal gedichtencycli waar ik nu toch ’s een punt moet gaan achterzetten. ‘Het tomeloze totaal van de dag’, ‘Abri’ en ‘Liederen van de Steenweg’... Ook hier vorder ik maar langzaam. Maar ik vorder! ("Zegt en schrijft hij hoopvol"). Al weet je wel wat je bij een gedicht voor ogen staat. Er mag namelijk niets te veel in staan. En niets te weinig. Dat is wat het precies moet zijn! Al gebeurt dat wel niet, nee niet in een handomdraai.

Vaak denk ik in dit verband onwillekeurig aan de quote van good old Oscar Wilde: "De hele ochtend heb ik gewerkt aan de proefdruk van één van mijn gedichten, en er een komma uit gehaald. 's Middags heb ik hem weer teruggezet." Maar die man heb ik al meer geciteerd. Niettemin: veel over wat ‘nog niet geschreven is’ wil ik ook hier en nu niet kwijt. Dat je maar beter niets zegt over wat er (nog) niet is, is een mening die ik graag mag delen met onder meer Marc Reugebrink, ook ooit al resident hier. De namiddag hou ik, als het novemberweer dat maar enigszins toelaat, vrij voor, nu ik hier toch ben, het verkennen van ‘Het Land van Streuvels’. En dat nu telkens wél met de e-bike. De heuvels varen er wel bij.

Waarna ik weer Het Huis intrek tot de avond valt. ’s Avonds blijft de televisie in de Residentie uit maar ook de boeken die ik van thuis meenam blijven dicht. De biografie van Willem De Kooning en Elaine Fried, het portret van het huwelijk van de Amerikaanse abstracte schilder met de Rotterdamse roots moet wachten. Ook een pak aantal nieuwe dichtbundels blijven voorlopig doof. (Jens Meyen, Sis Matthé, Dominique De Groen, Iduna Paalman, J.V. Neylen... Wat schrijven die ‘new kids on the block’ boeiende poëzie!). 

Al tijdens mijn tweede dag heeft Thomas mij immers de vier delen van het ‘Volledig werk’ van Streuvels gebracht. Een missaalachtige dundruk-uitgave uit 1971 van uitgeverij Orion/Desclée de Brouwer die al twee jaar na het overlijden van Streuvels op de markt kwam. Heel veel behalve De Vlasschaard en Het leven en dood in de Ast, heb ik, moet ik toegeven, van Streuvels tot op vandaag niet gelezen maar het ‘Volledig werk’ heeft mij na wat bladeren meteen te pakken. In Ingooigem I en II vertelt Streuvels hoe zijn leven hier vanaf het jaar 1905 – het jaar dat hij het huis waarin ik zit, betrok – verliep. Je komt als lezer zoveel jaar na datum meer dan eens tot een aantal onvermoede vaststellingen. En eerlijk, dat had ik eigenlijk niet echt meer verwacht…














Geen opmerkingen:

Een reactie posten